Bezoek aan Museum Bussemakerhuis te Borne
Op vrijdag 21 april bracht een initiatief van de Werkgroep Schilderijen van Restauratoren Nederland een aantal van ons naar het oosten van het land, Borne om precies te zijn. In Museum Bussemakerhuis leerden we meer over het NICAS project Canvassing the Making en was er gelegenheid tot het bekijken van de tentoonstelling Ontrafeld bewijs. 17e-eeuws schildersdoek geeft zich bloot.
Na een zeer hartelijk ontvangst met een heerlijk kopje soep, werd om te beginnen een introductie gegeven over het museum, de familie Bussemaker en de textielindustrie in Borne.
Museum Bussemakerhuis vertelt en verbeeldt het verhaal van de opkomst van de Twentse textielindustrie en de belangrijke rol die Borne daarin heeft gespeeld. Het Bussemakerhuis is een monumentale fabrikeurswoning die (in zijn huidige vorm) dateert uit 1779. Linnenhandelaren, zoals Jan Bussemaker, werden in die tijd fabrikeurs genoemd.
Ingeborg aan het woord tijdens de presentatie.
Na de introductie was het tijd voor de lunch, waarbij ons uiteraard ook echte Twentse krentenwegge werd aangeboden. Al etende namen we onze plaatsen weer in en werd het programma vervolgd met de presentatie van Robert (Rob) Erdmann, Ingeborg Meijssen en Susan Smelt, over het onderzoeksproject Canvassing the Making. Voor meer gedetailleerde informatie over dit onderzoeksproject, verwijs ik graag naar de NICAS talk die hier recentelijk over is gegeven:
Rob startte met een uitleg over hoe de vele analyses die reeds zijn uitgevoerd op (onder meer) 17e-eeuwse schildersdoeken de aanleiding hebben gevormd tot het opzetten van het onderzoeksproject. Hij friste ons geheugen op over de wijze waarop schildersdoeken worden geanalyseerd en over de zogeheten spacing en angle maps, die respectievelijk informatie geven over de afstand tussen de individuele draden (gemeten van hart tot hart) en de oriëntatie (hoek) van de draden.
De spacing maps tonen karakteristieke patronen in de weefsels en door schildersdoeken met elkaar te vergelijken kan soms, in het geval van een overeenkomstig patroon, worden aangetoond dat ze van één en dezelfde rol afkomstig zijn (Alleen wanneer ze vrij dicht bij elkaar op de rol hebben gezeten). Het is echter niet duidelijk waardoor deze karakteristieke patronen in de structuur van de doeken precies zijn ontstaan.
Ook in de diverse angle maps die in de loop der jaren zijn verzameld, zijn verschillende kenmerken en patronen waargenomen die nog niet kunnen worden verklaard. Rob licht een voorbeeld uit van een specifieke ‘afwijking’ van golvende lijnen, die alleen bij de inslagdraden voorkomt en die zich met een zekere regelmaat herhaalt over de lengte van de kettingdraden (zie de NICAS talk voor een duidelijke(r) uitleg over dit fenomeen, inclusief angle maps).
Kortom, van de enorme hoeveelheid informatie die besloten ligt in de spacing en angle maps van (onder meer) 17e-eeuwse schildersdoeken, wordt nog niet alles volledig begrepen. Verklaringen voor de aanwezigheid van bepaalde kenmerken en patronen in de doekstructuur, zouden kunnen worden gevonden in de wijze waarop een doek is vervaardigd en/of is behandeld na het weven, tijdens opslag en transport. Binnen het onderzoeksproject Canvassing the Making wordt daarom het gehele maakproces van schildersdoeken gevolgd dan wel uitgevoerd: van het nauwgezet volgen van de productie en verwerking van vlas, tot het spinnen en bewerken van linnengaren en tot slot het weven van doek. Door het maken en analyseren van verschillende reconstructies, hoopt men antwoorden te vinden op de vele vragen omtrent de patronen, afwijkingen en andere specifieke kenmerken die te zien zijn op de spacing en angle maps van 17e-eeuwse schildersdoeken.
Een hekel of kam.
Ingeborg, professioneel wever, en Susan vervolgden de presentatie met een uiteenzetting over het praktische gedeelte van het onderzoeksproject: het maken van reconstructies.
Zoals gezegd, is binnen het onderzoeksproject ook de productie en verwerking van vlas van begin tot eind gevolgd. Na het oogsten van vlas worden door diverse bewerkingen de lange vlasvezels verkregen. Deze ruwe vlasvezels worden door een hekel/kam gehaald en het gehekelde vlas kan vervolgens worden gesponnen tot draad. De draad die dan wordt verkregen, bleek echter te stug om goed mee te kunnen weven. Een behandeling in een ‘badje’ van potas maakt de draad soepeler en klaar om te worden verweven.
Ingeborg gaf uitleg over de verschillende onderdelen waaruit een weefgetouw bestaat en hoe het weven van een doek in zijn werk gaat. Een modern weefgetouw blijkt niet zo veel te verschillen van het (naar alle waarschijnlijkheid) 17e-eeuwse weefgetouw dat zich op de zolder van het Bussemakerhuis bevindt. Ze vertelde dat met een weefgetouw doeken van maximaal 110 cm breed kunnen worden gemaakt, terwijl ons ook bredere 17e-eeuwse doeken bekend zijn (zo’n 1.5 tot wel 2 meter). Het vervaardigen van dergelijke bredere doeken was mogelijk op een dubbelbreed weefgetouw, waar met twee mensen tegelijk aan werd gewerkt. Een voorbeeld van zo’n dubbelbreed weefgetouw blijkt op één van de gevelstenen van de Lakenhal in Leiden te prijken. Daarnaast is het ook mogelijk om dubbelbreed te weven door dubbel op te zetten, met twee kettingen boven elkaar, zo legde Ingeborg uit. Een dergelijke werkwijze zou je terug moeten kunnen zien in de structuur van het weefsel.
Susan liet weten dat er verrassend weinig informatie is te vinden over de vervaardiging en de exacte samenstelling van 17e-eeuwse schilders doeken. Details, zoals de dikte van de draden, zijn niet bekend en zelfs informatie over het materiaal waaruit een doek is vervaardigd, linnen of toch hennep, ontbreekt vaak.
Ze verwijst naar een zeldzame studie, die wordt beschreven in het artikel A study of French painting canvases (A Study of French Painting Canvases on JSTOR). Hieruit is voortgekomen dat het merendeel van de onderzochte Franse (!) schildersdoeken daterend vóór 1900 uit hennep bestaat.
Recente analyse heeft volgens Susan uitgewezen dat het doek van Rembrandts Nachtwacht uit linnen is vervaardigd, eveneens als dat van (enkele) andere Kloveniersstukken. Lidwien Speleers en Michiel Franken gaven daarop te kennen dat een draadje van één van de schilderijen uit de Oranjezaal in Huis ten Bosch is geanalyseerd en dat dit hennep bleek te zijn.
In de groep rees vervolgens de vraag of het mogelijk zou kunnen zijn dat in de zeventiende eeuw vaker hennep dan linnen werd gebruikt voor het vervaardigen van schildersdoeken. Hier blijkt nog ruimte te zijn voor verder onderzoek!
V.l.n.r.: ongehekeld vlas, gehekeld vlas, gesponnen vlas, gesponnen vlas na een potas ‘badje’.
Eén van de gevelstenen op de Lakenhal in Leiden, met daarop een dubbelbreed weefgetouw. (bron: http://standbeelden.vanderkrogt.net)
Voor het vervaardigen van de reconstructies in het Canvassing the making project, is een standaard methode opgezet: er wordt geweven in linnenbinding met een enkele linnendraad van circa 0.5 mm dik en de dichtheid van het weefsel bedraagt 12 x 12 draden per vierkante centimeter.
[Overigens is het aantal kettingdraden per centimeter vooraf makkelijk vast te leggen. Het aantal inslagdraden daarentegen is niet alleen afhankelijk van de dikte van de draad, maar ook van de wijze waarop deze draden worden ‘aangeslagen’ (minder hard = minder draden per cm). Daarbij is het waarschijnlijker dat een doek minder – of hooguit evenveel – inslagdraden per centimeter heeft dan kettingdraden. Meer inslag- dan kettingdraden per centimeter is bijna niet mogelijk, zo blijkt uit ervaring.]
Met de hierboven beschreven ‘standaardmethode’ als uitgangspunt worden verschillende reconstructies gemaakt, waarbij steeds één van de volgende variabelen wordt gewijzigd:
- 17e-eeuws weefgetouw vs. hedendaags weefgetouw.
- Commercieel linnendraad vs. met de hand gesponnen linnendraad van Nederlands vlas.
- De manier van aanslaan (bijvoorbeeld 1 of 2 keer).
- Wel of geen gebruik van een breedtehouder.
- Oud riet vs. moderner riet van metaal.
- Meer of minder spanning op de kettingdraden.
- Het behandelen van de ketting met een ‘papje’ van ofwel lijnzaad en water, ofwel boekweit en water > om de kettingdraden steviger (deze moeten behoorlijk wat spanning aankunnen en er werd over het algemeen ook beter draad – met langere vezel – voor gebruikt dan voor de inslagdraden) en gladder (om pluizen tegen te gaan) te maken.
Tijdens het weven van de reconstructies worden alle variaties en bijzonderheden zorgvuldig gedocumenteerd in een logboek en gemarkeerd op het weefsel. De reconstructies worden gescand en deze scans worden vervolgens geanalyseerd (in plaats van röntgenopnamen, zoals gebruikelijk bij de analyse van 17e-eeuwse doeken) om te zien of en wat voor effect de doorgevoerde wijziging heeft op de uiteindelijke structuur van het doek.
Enkele voorlopige resultaten:
- Met een 17e-eeuws weefgetouw wordt een weefsel met een hogere dichtheid verkregen dan met een modern weefgetouw.
- Het gebruik van een oud riet of een modern, metalen riet levert een overeenkomstig patroon op.
- Wanneer gebruik wordt gemaakt van een breedtehouder, komen de inslagdraden dichter op elkaar te liggen dan wanneer deze niet wordt gebruikt.
Verklaringen voor het ontstaan van onder meer de specifieke patronen in de kettingdraden en de eerder omschreven ‘afwijking’ bij de inslagdraden, zoals men heeft waargenomen in spacing en angle maps van 17e-eeuwse doeken, zijn tot dusver nog niet gevonden.
Na dit theoretische gedeelte van de excursie was het tijd voor praktijk. Op de zolder van Museum Bussemaker konden we Ingeborg in actie zien op het (naar alle waarschijnlijkheid) 17e-eeuwse weefgetouw dat daar staat. Dit was erg verhelderend. Zien hoe iets wordt vervaardigd en/of het zelf doen zorgt toch altijd voor een beter begrip van het maakproces en daarmee ook het eindproduct. Dat maakt het onderzoeksproject Canvassing the Making, met als kern het maken van reconstructies, ook zo waardevol. Het doorlopen van het gehele maakproces leidt vrijwel ontegenzeggelijk tot onvoorziene ontdekkingen en complicaties, en levert daarmee belangrijke inzichten op.
Er was ook gelegenheid tot het bekijken van de tentoonstelling Ontrafeld bewijs. 17e-eeuws schildersdoek geeft zich bloot. In deze overzichtelijke tentoonstelling, die het hele Bussemakerhuis doorloopt, wordt op een heldere manier het onderzoeksproject Canvassing the Making uit de doeken gedaan.
Ter afsluiting van deze bijzondere en zeer geslaagde middag, werd er nog wat nagepraat bij kopjes koffie en thee.
Ingeborg plaatst een breedtehouder, waarmee wordt voorkomen dat de kettingdraden naar elkaar toe trekken tijdens het weven.
Ingeborg (links), Rob (rechts) en een deel van de groep bij het weefgetouw op de zolder van Museum Bussemaker. En via het doorkijkje in de vloer zicht op twee ‘oude’ bekenden een verdieping lager…